Plantage Rozentak

De plantage Rozentak (ook wel Roose Tak genaamd) was een kleinere plantage op Curaçao, gelegen in de Middendivisie van het eiland, in het Joodse Kwartier. Aan de zuidzijde grenste het aan het Schottegat, in het noorden aan het joodse kerkhof Beth Haïm en oostelijk aan de plantage Blenheim.
De plantage wisselde veelvuldig van eigenaar. De volgende personen kochten in het genoemde jaar deze plantage:

1739    Jacob van David Senior
1740 George Germa
1750 Wijbrandus Backer
1756 Parnassim
1756 Sara da Costa Gomez
1758 Arnoldus Padtbrugge
1766 Adriana Raphoen, weduwe van Dirk van Uytrecht  
1777 H.W. Both Hendriksen
1791 Sara Schotborgh, weduwe van Jan May
1796 Pierre Martin
1799 Jean Baptist Laurant
1801 Joseph Faulke
1803 J. Van Mord. Henriquez
1809 Joseph Faulke
1819 Frederik Wilh. Meuningh
1824 Pieter Phoel

In 1807 werd de waarde op 2700 pesos getaxeerd. Bij een inventaris uit die periode was er melding van “Nor slaves, nor real property”.
In 1847 werd Rozentak aan de naastgelegen plantage Blenheim toegevoegd en bij de komst van de olieraffinaderij van de Shell in het begin van de twintigste eeuw werden alle plantages door die raffinaderij opgeslokt. Slechts de joodse begraafplaats is behouden gebleven, hoewel de stenen danig te lijden hebben van de luchtvervuiling door hun buurman.

Joodse Kwartier
De eerste sefardisch joodse kolonisten waren gekomen met de opdracht zich aan de landbouw te wijden en zij woonden aanvankelijk buiten de stadsgrenzen in het Joodse Kwartier, aan de noordwestelijke zijde van het Schottegat. Hier ligt ook de begraafplaats Beth Haïm (=Huis der Levenden), de oudste joodse begraafplaats op het westelijk halfrond.
De noord- en westzijde van het Schottegat worden sinds 1915 door de olieraffinaderij bezet. De begraafplaats ligt als een eiland temidden van die raffinaderij-terreinen. Van de plantages is niets meer over.

P.L. Brion en familie
P.L. Brion werd op 6 juli 1782 als Phillipus Ludovicus Brion gedoopt in de kerk van Santa Ana te Curaçao als zoon van de welgestelde Zuidnederlandse handelaar Pierre Brion en Marie Detrox. Hij wordt ook Pierre Louis Brion of Pedro Luis Brión genoemd. Over deze militair, zeeman en rechterhand van de zuid-amerikaanse vrijheidsstrijder Simon Bolivar is veel literatuur beschikbaar.
Op 27 september 1821 overleed Brion op Scharloo, in een gebouw dat van zijn zwager Joseph Foulke was. Hij werd daarna begraven op het familiekerkhof op de plantage Rozentak. Zijn stoffelijk overschot werd zestig jaar later (in 1882) naar Venezuela overgebracht en in het Pantheón Nacional in Caracas bijgezet. Door Venezuela wordt hij als een nationale held beschouwd.

Zijn broer Theodorus Brion werd na diens overlijden in 1836 eveneens op de plantage Rozentak begraven.
Vader Pierre Brion verkocht in 1780 een boot voor 2.700 pesos aan David Lopez Penha. Na het overlijden van Pierre Brion (1750 - 1799), ging zijn scheepswerf over in handen van Joseph Foulke. Laatstgenoemde was van 1813 tot 1843 eigenaar van de scheepswerf “Kleine Klip”.


© Robert Buzink